Van januari tot en met oktober heeft een werknemer een oproepovereenkomst. Hiervoor wordt de hoge premie WW toegepast. Het aantal verloonde uren over deze periode is 900. Vanaf november heeft deze werknemer een vast contract voor onbepaalde tijd van 32 uur per week. Hiervoor wordt de lage premie WW toegepast. Het aantal verloonde uren over deze periode is 277. De vraag is of de lage WW-premie over november en december wel of niet moet worden herzien naar de hoge WW-premie. En zo ja, hoe ziet de berekening er dan uit?
De berekening voor de 30%-herziening gaat in 2 stappen:
- Is sprake van een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week?
- Is er in een kalenderjaar meer dan 30% aan uren verloond boven de overeengekomen contracturen?
Bij stap 1 gaat het om de arbeidsovereenkomsten die voldoen aan de toepassing van de lage premie. Dit zijn ‘J-J-N-contracten’, BBL-contracten en contracten met 21-minners die aan de voorwaarden voldoen. Omdat de werknemer pas vanaf november een vast contract heeft van 32 uur per week, is de gemiddelde arbeidsomvang minder dan 35 uur, waardoor ook stap 2 moet worden genomen.
Bij stap 2 tellen alle arbeidsovereenkomsten mee, dus ook de oproepovereenkomst van januari tot en met oktober. Bij een oproepovereenkomst zijn de contracturen volgens de aangifte loonheffingen 0. De berekening ziet er dan als volgt uit voor een werkgever met een aangiftetijdvak van een maand:
- Arbeidsovereenkomst 1: 0 uur per week x 13/3 = 0 uur per maand (gedurende 10 aangiftetijdvakken)
- Arbeidsovereenkomst 2: 32 uur per week x 13/3 = 138,67 uren per maand (gedurende 2 aangiftetijdvakken)
- Arbeidsomvang per kalenderjaar = 0 + (2 x 138,67) = 277,34 uren
- Verloonde uren volgens de aangifte loonheffingen: 1.177
- (Verloonde uren – contracturen)/contracturen = (1.177 – 277,34)/277,34 x 100% = 324%
Conclusie: er is meer dan 30% verloond dan de contracturen. De werkgever moet de lage premie over arbeidsovereenkomst 2 herzien.