Financiële boost voor ondernemers: Ontdek de uitvoeringsregeling versneld afschrijven in 2023

Versneld afschrijven in 2023? In een strategische zet om het midden- en kleinbedrijf (MKB) te ondersteunen, heeft de overheid aangekondigd dat ondernemers in 2023 extra kunnen afschrijven op nieuwe bedrijfsmiddelen. Deze opmerkelijke maatregel biedt bedrijven de mogelijkheid om tot 50% van de aankoopprijs minus restwaarde direct ten laste van de winst af te schrijven op investeringen gedaan in 2023. De gedetailleerde voorwaarden van deze financiële stimulans zijn vastgelegd in de uitvoeringsregeling, een integraal onderdeel van de Eindejaarsregeling 2022 (onderdeel 2.2), gepubliceerd aan het einde van vorig jaar.

Belangrijke Overwegingen:

1. Uitsluitingen en Beperkingen:

  • Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor deze regeling. Gebouwen, schepen, vliegtuigen en bedrijfsmiddelen die bestemd zijn voor verhuur aan derden zijn uitgesloten. Ook bedrijfsmiddelen waarop via een andere regeling, zoals de Vamil, al vervroegd wordt afgeschreven, komen niet in aanmerking.

2. Inwerkingtreding en Deadline:

  • Bedrijfsmiddelen die wel kwalificeren en waarop versneld wordt afgeschreven, moeten uiterlijk vóór 1 januari 2026 in gebruik zijn genomen. Het is van essentieel belang om deze termijn nauwlettend in de gaten te houden om maximaal te profiteren van de regeling.

3. Let op: Eerder Ongebruikte Bedrijfsmiddelen:

  • Het is cruciaal te benadrukken dat de vervroegde afschrijving in 2023 uitsluitend van toepassing is op bedrijfsmiddelen die nog niet eerder in gebruik zijn genomen. Dit biedt een uitgelezen kans voor ondernemers om te profiteren van de regeling voor hun nieuwe investeringen.

30%-herziening WW-premie bij deel jaar oproepovereenkomst en deel jaar vast contract?

    Van januari tot en met oktober heeft een werknemer een oproepovereenkomst. Hiervoor wordt de hoge premie WW toegepast. Het aantal verloonde uren over deze periode is 900. Vanaf november heeft deze werknemer een vast contract voor onbepaalde tijd van 32 uur per week. Hiervoor wordt de lage premie WW toegepast. Het aantal verloonde uren over deze periode is 277. De vraag is of de lage WW-premie over november en december wel of niet moet worden herzien naar de hoge WW-premie. En zo ja, hoe ziet de berekening er dan uit?

    De berekening voor de 30%-herziening gaat in 2 stappen:

    1. Is sprake van een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week?
    2. Is er in een kalenderjaar meer dan 30% aan uren verloond boven de overeengekomen contracturen?

    Bij stap 1 gaat het om de arbeidsovereenkomsten die voldoen aan de toepassing van de lage premie. Dit zijn ‘J-J-N-contracten’, BBL-contracten en contracten met 21-minners die aan de voorwaarden voldoen. Omdat de werknemer pas vanaf november een vast contract heeft van 32 uur per week, is de gemiddelde arbeidsomvang minder dan 35 uur, waardoor ook stap 2 moet worden genomen.

    Bij stap 2 tellen alle arbeidsovereenkomsten mee, dus ook de oproepovereenkomst van januari tot en met oktober. Bij een oproepovereenkomst zijn de contracturen volgens de aangifte loonheffingen 0. De berekening ziet er dan als volgt uit voor een werkgever met een aangiftetijdvak van een maand:

    1. Arbeidsovereenkomst 1: 0 uur per week x 13/3 = 0 uur per maand (gedurende 10 aangiftetijdvakken)
    2. Arbeidsovereenkomst 2: 32 uur per week x 13/3 = 138,67 uren per maand (gedurende 2 aangiftetijdvakken)
    3. Arbeidsomvang per kalenderjaar = 0 + (2 x 138,67) = 277,34 uren
    4. Verloonde uren volgens de aangifte loonheffingen: 1.177
    5. (Verloonde uren – contracturen)/contracturen = (1.177 – 277,34)/277,34 x 100% = 324%

    Conclusie: er is meer dan 30% verloond dan de contracturen. De werkgever moet de lage premie over arbeidsovereenkomst 2 herzien.

    Mijn franchisegever legt mij een inkoopverplichting op – mag dat?

    Een franchiseovereenkomst is een bijzondere overeenkomst. Voor de franchisegever is het van belang dat alle franchiseondernemingen aan elkaar gelijk zijn. Daarom kan het voor de franchisegever van belang zijn om met de franchisenemer overeen te komen dat hij zijn inventarisgoederen in zal kopen bij een leverancier die hij (de franchisegever) aanwijst. Partijen zijn vrij om dergelijke afspraken te maken. In beginsel zijn partijen aan deze afspraken gebonden. Maar wat als de franchisenemer niet tevreden is over deze leverancier?

    Voor de franchiseovereenkomst is de hoofdregel dat partijen vrij zijn om af te spreken met elkaar wat ze willen. Beide partijen zijn in beginsel gebonden aan de afspraken die ze maken. Kenmerkend voor een franchiseovereenkomst is echter wel dat franchising voor beide partijen profijt op moet leveren. Hieruit vloeit ook een zekere zorgplicht voort voor de franchisegever. Denk bijvoorbeeld aan de plicht om ervoor te zorgen dat een inkoopverplichting ook ten gunste komt aan de franchisenemer.

    In 2015 stond Gerechtshof Amsterdam voor de vraag of een partij ergens anders haar inkopen mocht doen, nu de leverancier al een geruime tijd leveringsproblemen had. Het gerechtshof oordeelde dat deze leveringsproblemen redelijkerwijs in de weg staan aan een beroep op de contractuele inkoopverplichting. De franchisenemer mocht haar inkopen bij een derde partij doen. Beargumenteerd kan worden dat dezelfde redenatie opgaat als de kwaliteit van de goederen van de leverancier ondermaats is.